Voedselproductie moet eerder robuust dan efficiënt zijn

27 mei 2020 Door Michiel Korthals

Net als bij medische middelen moeten we voor ons voedsel niet afhankelijk zijn van een kwetsbaar wereldomspannend systeem.

De coronacrisis en de jacht op medische apparatuur en materialen laat opnieuw zien dat een efficiënt gezondheidssysteem niet hetzelfde is als een robuust systeem. Een efficiënt systeem is goedkoop. De productie van medische middelen is overwegend in handen van enkele grote private en marktgerichte ondernemingen die over de hele wereld gevestigd zijn. Het systeem is afhankelijk van een complexe wereldwijde logistiek, die eenvormigheid van producten vereist, en doet aan minimaal voorraadbeheer (volgens het zogeheten just in time-principe). Een robuust systeem daarentegen houdt rekening met grote veranderingen in natuur en maatschappij, heeft een constant anker in de vorm van een overheid die op lange termijn faciliteert, is veelvormig en divers wat producten en producenten betreft en is lokaal en zo veel mogelijk zelfvoorzienend.

Voor het landbouw- en voedselsysteem geldt hetzelfde. Toch betoogden twee zichzelf progressief noemende denkers onlangs in NRC (15/5) dat globalisering en intensivering van de landbouw grote voordelen heeft ten opzichte van lokale voeding. Maarten Boudry en Hidde Boersma willen een lans breken voor de voortzetting van de efficiënte neoliberale globalisering in de landbouw. Ze goochelen echter met gegevens en negeren de ontelbare serieuze studies die aangeven dat korte ketens en robuuste landbouw op zijn minst een complement vormen voor intensieve industriële landbouw.

Nederland heeft steeds gewed op een efficiënt voedingsproductiesysteem. Maar nu de omgeving hevig verandert met de opkomst van onbetrouwbare landen en zakenpartners, en een eigenwillige natuur, is een robuust systeem meer op zijn plaats. Lokaal en zelfvoorzienend betekent niet meer afhankelijk zijn van complexe wereldwijde logistiek, chemie, monoculturen en onduurzame productie en geen wereldwijde natuurvernieling meer.

Denken als een worm
Nederlandse consumenten kopen de laatste tijd ook steeds meer lokaal, de schattingen zijn nu ongeveer 15 procent. Veel gebieden in het zuidelijke deel van de wereld gingen deze consumenten voor. In rurale gebieden in Ghana, Uganda en het noorden van Malawi is al jaren een redelijk tot goed lopend lokaal voedselproductiesysteem dominant. Hierbij worden nauwelijks van buitenaf grondstoffen aangekocht en wordt gebruikt gemaakt van ‘diensten’ van het lokale natuurlijke ecosysteem. Organismen in de bodem, wortels en bovengrondse factoren zoals water bepalen welke gewassen bij elkaar worden gezet. Boeren moeten ‘denken als een worm’: ze zien dan bomen als rivieren die in droge tijd water afgeven. Heel veel arme boeren in zuidelijke landen zorgen op deze robuuste, minder risicovolle manier voor het voeden van ongeveer 3 à 4 miljard mensen. Een belangrijk verschil is hierbij ook de geringe dierlijke productie en daarmee gepaard gaande veevoerproductie.

Anders is het natuurlijk gesteld met de voedselsystemen in de grote metropolen zoals Lagos, Accra of Kaapstad. Wanneer er grote afhankelijkheid is van Westers junkfood, dan is men afhankelijk van graan-, vis en vlees-import. Maar ook in steden kan lokale landbouw de dodelijke omhelzing van efficiënte landbouw vermijden door lokale stadslandbouw, met grote positieve effecten voor ecologie en gezondheid.

Nederland koos altijd efficiëntie
Het efficiënte systeem, dominant in Nederland, heeft geleid tot hoge opbrengsten en een enorme export. Tegelijk is een enorme import vereist. Het levert bovendien grote natuurvernietiging op (en daarmee inherente gezondheidsproblemen). Efficiënte voedselproductie kan niet adequaat reageren op door de natuur of de mens veroorzaakte rampen, op overheden die hun land plotseling afschermen (zoals nu gebeurt), op verstoringen van tijdsschema’s. Bovendien is efficiënte productie vaak in strijd met biodiversiteit: een boer die efficiënt eiwitrijk voer wil produceren zorgt voor zoveel mogelijk hoogwaardig gras, maar de biodiversiteit (kruidenrijke akkers, vogelbeheer) kun je dan vergeten. Een waarde die niet in geld kan worden uitgedrukt, wordt vernietigd. Wereldwijd is er een duidelijk verband tussen toename van chemie en afname van (agro)biodiversiteit.

Interessant is ook dat het verdienmodel van lokale, extensieve boeren, heel positief is. Van boeren die voor de wereldmarkt produceren is dat niet. Accountants hebben uitgerekend dat „de meest extensieve melkveebedrijven per hectare bijna 1.200 euro kwijt waren aan de aankoop van voer tegenover 2.500 euro voor de meest intensieve bedrijven”, zo is te lezen op Boerderij.nl. Ook andere bedrijfskosten pakten bij extensieve boeren lager uit.

Lage voedselprijzen
Boudry en Boersma wuiven de klachten dat ons voedsel te goedkoop is weg. Maar het CBS laat jaar op jaar zien dat junkfood goedkoper wordt en gezonde voeding duurder. Is dat geen probleem? Robuuste landbouw hoeft overigens niet duur te zijn. Een gezin dat een abonnement neemt bij Herenboeren, een CSA-boerderij (community supported agriculture) of een Local2Local-boer betaalt ongeveer tien euro per week voor een volle tas met vooral groente en fruit voor een hele week.

Kortom: robuuste, lokale en zelfvoorzienende landbouw heeft grote ecologische en ethische voordelen ten opzichte van efficiënte landbouw. Ook de behoudende kringen in Wageningen komen daar eindelijk achter.

Prof.dr. M. Korthals is hoogleraar filosofie aan de University of Gastronomie Sciences, Pollenzo/Bra (Italië); em. hoogleraar toegepaste filosofie, Vrije Universiteit Amsterdam en Wageningen Universiteit





Dit artikel verscheen ook op NRC.nl (22 mei 2020) en in NRC Handelsblad (25 mei 2020).

Header foto: Komkommers worden geoogst in Florida (VS) – Credits: joereadle/AFP